Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7858

Datum uitspraak2003-11-05
Datum gepubliceerd2003-11-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers127208 /CV EXPL 03-595
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Lang slepend conflict over de vraag of er een huurovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot Motel Bolsward. Kantonrechter Sneek bepaalt dat er een huurovereenkomst bestaat. Motel Bolsward moet de huurder toegang verschaffen tot het gehuurde.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector Kanton Locatie Sneek VONNIS (uitspraak: 5 november 2003) 127208 /CV EXPL 03-595 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser in conventie, verweerder in reconventie, gemachtigde: eerst mr. J.A.M. Bijlholt, advocaat te Joure, thans mr. H. de Jong, advocaat te Burgum, tegen de besloten vennootschap MOTEL BOLSWARD B.V., gevestigd te Bolsward, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde: mr. H. de Boer, advocaat te Leeuwarden. OVERWEGINGEN Procesverloop 1. Na het tussenvonnis in deze zaak van 18 juni 2003 zijn getuigen gehoord en is door [eiser] nog een productie overgelegd. Motel Bolsward heeft bij akte op die productie gereageerd. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens is (opnieuw) vonnis bepaald op grond van de stukken welke zich thans in het dossier bevinden. De verdere beoordeling van het geschil in conventie 2. De kantonrechter beschouwt als hier herhaald en ingelast hetgeen hij heeft overwogen en beslist in opgemeld tussenvonnis. Naar aanleiding van de met dat vonnis gegeven bewijsopdracht aan [eiser] zijn door beide partijen getuigen naar voren gebracht. De kantonrechter zal in de rechtsoverwegingen 3 en 5 aangegeven welke delen uit de getuigenverklaringen hij van belang acht. In rechtsoverweging 4 haalt de kantonrechter een van belang zijnd gedeelte uit een schriftelijke verklaring van [a] aan en in rechtsoverweging 6 komt de op de tweede zitting van het getuigenverhoor overgelegde brief van [b] aan de orde. 3. Door [eiser] zijn de volgende getuigen voorgebracht: [b] (adviseur van [eiser]), [a], [c], [d] (partner van [eiser]) en [e]. Ook heeft [eiser] zichzelf als partijgetuige laten horen. 3.1. [b] heeft verklaard aanwezig te zijn geweest bij een bespreking tussen [eiser] en [d] enerzijds en [x] en een manspersoon anderzijds. Omdat door [eiser] en [x] besloten werd met een handdruk is bij [b] de indruk ontstaan dat toen een afspraak is gemaakt over het huren van het motel in staffels met, daarna, koop. [b] heeft [x] horen zeggen dat een van de drie eigenaren niet accoord was met verhuur en dat [x] en [y] deze eigenaar zouden uitkopen. 3.2. [a] heeft verklaard over een door hem met [y] gevoerd telefoongesprek met als onderwerp het contact van [y] en [x] enerzijds met [eiser] en [d] anderzijds in/bij het motel op 1 februari 2002. [a] heeft van [y] gehoord dat deze tijdens de rit naar het motel voor die bespreking van een relatie het advies heeft gekregen geen zaken te doen met [eiser]. [a] heeft gezegd van [y] te hebben begrepen dat deze toch naar het motel is gegaan omdat [x] en [eiser] daar zaten te wachten en dat hij daar tegen [eiser] heeft gezegd dat eerst een en ander in concept op papier diende te komen en dat hij [eiser] van contante betaling van de inventaris heeft afgehouden. 3.3. [c] heeft verklaard, voor zover van belang, dat zij van [a] heeft gehoord dat deze op haar kantoor het telefoongesprek heeft gevoerd met [y] als bedoeld in rechtsoverweging 3.2. 3.4. [d] heeft verklaard dat tijdens de ontmoeting tussen [eiser], [b] en zijzelf enerzijds en [x] anderzijds is afgesproken dat het motel gehuurd zou worden voor drie jaren voor achtereenvolgens fl. 60.000,00, fl. 70.000,00 en fl. 80.000,00 en dat er gedurende die drie jaar een recht van eerste koop zou zijn. Verder heeft [d] gezegd dat in de daaropvolgende bespreking tussen [eiser] en zijzelf enerzijds en [x] en [y] anderzijds die afspraak is bevestigd en dat nader is afgesproken dat de genoemde bedragen exclusief omzetbelasting zouden zijn en dat de papieren in orde gemaakt zouden worden door de makelaar. 3.5. [e] heeft verklaard niet aanwezig te zijn geweest bij besprekingen waar overeenkomsten zijn gesloten over het motel. [e] heeft van [eiser] gehoord, nadat hij eerder tegen de Jong had gezegd dat koop door de bank niet gefinancierd zou worden, dat deze het motel kon huren. 3.6. [eiser] heeft als partijgetuige verklaard dat in de bespreking tussen hem, [b] en [d] enerzijds en [x] anderzijds is afgesproken dat [eiser] het motel gestaffeld zou huren met een recht van koop. [x] heeft tegen [eiser] verklaard dat [x] een en ander met [y] diende te overleggen maar dat het wel accoord zou zijn. Tijdens de volgende bespreking, tussen [eiser] en [d] enerzijds en [x] en [y] anderzijds, heeft [y] de gemaakte afspraken bevestigd. Dat heeft [eiser] opgemaakt uit de uitspraak van [y] dat de afgesproken bedragen exclusief omzetbelasting zouden zijn en dat [y] fl. 50.000,00 voor de inventaris wilde ontvangen. [y] heeft tegen [eiser] gezegd dat hij de betaling daarvan via de makelaar wilde, die ook de benodigde papieren in orde zou maken. 4. In een bij de verschijning van partijen op 22 november 2002 overgelegde schriftelijke verklaring van [a] schrijft [a] dat [y] hem in het telefoongesprek -bedoeld in rechtsoverweging 3.2.- heeft verteld dat hij de betreffende relatie heeft verteld dat hij onderweg was naar het motel om daar de huurder te spreken om de puntjes op de i te zetten. 5. Voor het leveren van tegenbewijs zijn door Motel Bolsward de getuigen [y], [x] en [z] naar voren gebracht. 5.1. [y] heeft verklaard over de laatste bespreking, tussen hem en [x] enerzijds en [eiser] en [d] anderzijds, dat hij tegen [eiser] heeft gezegd dat er drie aandeelhouders zijn en dat die het motel eigenlijk willen verkopen. Op een huurvoorstel zijdens [eiser] heeft [y] gezegd dat hij een en ander zou bespreken met de aandeelhouders en dat via de makelaar een voorstel aan [eiser] zou worden gedaan. Toen [eiser] [y] een bedrag van fl. 50.000,00 wilde betalen heeft [y] tegen [eiser] gezegd dat partijen nog lang niet zover waren. [y] heeft ontkend tegen [r] te hebben gezegd dat hij [eiser] als huurder voor het motel had. Daar nader naar gevraagd heeft [y] verklaard kort voor de bespreking met [eiser] ongunstige informatie over hem te hebben ontvangen. 5.2. [z] heeft verklaard dat hij toevallig bij [x] was toen deze hem vroeg mee te gaan naar de bespreking met [eiser], [d] en [b] enerzijds en [x] anderzijds. [z] heeft verklaard dat hij steeds aanwezig is geweest maar dat er eigenlijk niets is besproken. 5.3. [x] heeft verklaard dat tijdens de bespreking tussen hem en [eiser] en [d] is gesproken over huur en recht van koop. Tijdens de daarop volgende bezichtiging van het motel door [eiser], [d] en [b] heeft [x] tegen hen gezegd dat er geen zaken gedaan zouden worden onder verwijzing naar de volgende bespreking waarbij ook [y] aanwezig zou zijn. [y] en [x] enerzijds en [eiser] anderzijds ([x] weet niet of [d] er toen ook bij was) hebben gesproken over koop en huur. [eiser] heeft een voorstel gedaan dat [y] heeft afgewezen en er is nog wat heen en weer gepraat. [x] heeft wel geluisterd maar weet zich niet meer te herinneren wat er is gezegd. [x] heeft voorts verklaard dat [y] en hij geen zaken met [eiser] wilden doen gelet op de kort voor de bespreking door [y] ontvangen informatie betreffende [eiser]. Er is tijdens de bespreking geen deal gemaakt en de bespreking is geëindigd met de opmerking van [y] dat [y] en [x] zich zouden beraden. Desgevraagd weet [x] niet te verklaren waarover dat beraad zou gaan. [y] heeft volgens [x] na afloop van de bespreking tegen hem gezegd dat de zaak was afgedaan. Desgevraagd weet [x] niet wat met de zaak werd bedoeld. Tijdens de bespreking waarbij [b] aanwezig is geweest is niet over huur of koop gesproken. Daar nader naar gevraagd weet [x] zich weer te herinneren waarover nog wat heen en weer gepraat is: het lekkende dak, de inventaris en het schilderwerk. [x] heeft nader verklaard over de bespreking waarbij [b] aanwezig is geweest dat hij zich niet meer kan herinneren of over koop of huur is gesproken. 6. [b] heeft op 15 september 2003 een brief geschreven aan [eiser] waarin hij refereert aan een met [y] gevoerd telefoongesprek. Dat telefoongesprek zou zijn gevoerd na het bezoek van [b] aan het motel. In het telefoongesprek zou [y] tegen [b] hebben gezegd het motel aan [eiser] te hebben verhuurd. 7. De getuigenverklaringen in hun onderling verband beschouwd is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] is geslaagd in het bewijs dat [y] heeft bevestigd hetgeen [eiser] daarvoor met [x] is overeengekomen, althans dat [eiser] de opstelling van [y] als een bevestiging heeft mogen opvatten. Daarbij is naar het oordeel van de kantonrechter van belang het gerechtvaardigde vermoeden dat beide partijen er kennelijk van zijn uitgegaan dat [eiser] met [x] tot overeenstemming is gekomen. Wellicht dat zowel [x] als [y] daar gelet op de kort voor de laatste bespreking ontvangen informatie betreffende [eiser] spijt van hebben gekregen, maar geen van de getuigen heeft verklaard dat naar aanleiding van die informatie toen is gezegd dat van de afspraken door [eiser] met [x] gemaakt, zou worden teruggekomen. De getuigen [d] en [eiser] hebben zelfs feiten en omstandigheden genoemd die als een expliciete bevestiging van die afspraken gezien kunnen worden. Deze gang van zaken volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de op elkaar passende verklaringen van de getuigen [b], [d] en [eiser], terwijl die van [a], alsmede de schriftelijke verklaring van [a] en de brief van [b], als ondersteunend aangemerkt kunnen worden. Het tegenbewijs is te mager, vooral ook omdat [x] op de kantonrechter als getuige een onbetrouwbare indruk heeft gemaakt. Of dat aan het slechte geheugen van [x] ligt of aan iets anders laat de kantonrechter in het midden. 8. De slotsom is dat in conventie de vorderingen sub 1, 2 (deels) en 4 van [eiser] zullen worden toegewezen. De kantonrechter kan de verklaring voor recht betreffende de aandelen van de besloten vennootschap Motel Bolsward B.V. niet geven omdat de houder van die aandelen geen partij is in de onderhavige procedure. De kantonrechter zal de vordering sub 3 afwijzen omdat hij niet ziet welk belang [eiser] daarbij heeft bij toewijzing van het sub 1 en 2 gevorderde. De kantonrechter bepaalt de dwangsom bij de vordering sub 4 op € 5.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00. Ambtshalve is de kantonrechter van oordeel dat Motel Bolsward als de in het ongelijk gestelde partij dient te worden verwezen in de kosten van de procedure in conventie gevallen aan de zijde van [eiser]. in reconventie 9. Het succes van [eiser] in conventie wordt niet voortgezet in de reconventie. Naar het oordeel van de kantonrechter behoort ook de reconventionele vordering te worden toegewezen. De kantonrechter oordeelt de door [eiser] ten laste van Motel Bolsward gelegde beslagen onrechtmatig. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de waarborg van deze beslaglegging nodig heeft gehad naast de wettelijke regel dat koop geen huur breekt. Door de eventuele levering immers van het motel aan een derde zou de thans in deze procedure vastgestelde huurverhouding van [eiser] met Motel Bolsward niet zijn aangetast. Tegenover de nieuwe eigenaar had [eiser] de rechten uit die huurverhouding geldend hebben kunnen maken. 10. Aannemelijk is dat door de onrechtmatige beslaglegging schade is ontstaan aan de zijde van Motel Bolsward. Meer is voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure niet nodig. 11. In reconventie is de slotsom dat de vordering van Motel Bolsward zal worden toegewezen en dat [eiser] zal worden verwezen in de kosten van de procedure in reconventie gevallen aan de zijde van Motel Bolsward. BESLISSING De kantonrechter: in conventie verklaart voor recht dat tussen [eiser] en Motel Bolsward een huurverhouding bestaat op grond waarvan [eiser] huurt en Motel Bolsward verhuurt, het motel met erf, woning en tuin, staande en gelegen aan De Kloosterlaan 24 te 8701 PD Bolsward, voor de huurprijs van € 27.226,81 voor het eerste, € 31.764,61 voor het tweede en € 36.302,41 voor het derde huurjaar, alsmede dat [eiser] gedurende de eerste drie jaren vanaf het begin van de huurverhouding een recht van eerste koop heeft van de hiervoor omschreven onroerende zaak, met het daarbij behorende servicestation en weiland, voor de prijs van € 771.426,36; veroordeelt Motel Bolsward om [eiser] feitelijk toegang te verschaffen tot het motel met erf, woning en tuin op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat Motel Bolsward daarmee in gebreke blijft, met de bepaling dat aan dwangsommem maximaal € 500.000,00 zal worden verbeurd; verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad; veroordeelt Motel Bolsward in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiser] welke tot op heden worden begroot op € 2.900,00 voor salaris en € 405,56 voor dagvaardingskosten, vast recht en kosten getuigen; wijst af het meer of anders gevorderde; in reconventie veroordeelt [eiser] om aan Motel Bolsward te voldoen de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente; veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie aan de zijde van Motel Bolsward gevallen welke tot op heden worden begroot op € 450,00 voor salaris en € 193,00 voor vast recht; verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier. c 150